1 Eu te exaltarei, ó Deus, rei meu, e bendirei o teu nome pelos séculos dos séculos e para sempre.
2 Cada dia te bendirei, e louvarei o teu nome pelos séculos dos séculos e para sempre.
3 Grande é o Senhor, e muito digno de louvor, e a sua grandeza insondável.
4 Uma geração louvará as tuas obras à outra geração, e anunciarão as tuas proezas.
5 Falarei da magnificência gloriosa da tua majestade e das tuas obras maravilhosas.
6 E se falará da força dos teus feitos terríveis; e contarei a tua grandeza.
7 Proferirão abundantemente a memória da tua grande bondade, e cantarão a tua justiça.
8 Misericordioso e compassivo é o Senhor, tardio em irar-se e de grande misericórdia.
9 O Senhor é bom para todos, e as suas misericórdias são sobre todas as suas obras.
10 Todas as tuas obras te louvarão, ó Senhor, e os teus santos te bendirão.
11 Falarão da glória do teu reino, e relatarão o teu poder,
12 Para fazer saber aos filhos dos homens as tuas proezas e a glória da magnificência do teu reino.
13 O teu reino é um reino eterno; o teu domínio dura em todas as gerações.
14 O Senhor sustenta a todos os que caem, e levanta a todos os abatidos.
15 Os olhos de todos esperam em ti, e lhes dás o seu mantimento a seu tempo.
16 Abres a tua mão, e fartas os desejos de todos os viventes.
17 Justo é o Senhor em todos os seus caminhos, e santo em todas as suas obras.
18 Perto está o Senhor de todos os que o invocam, de todos os que o invocam em verdade.
19 Ele cumprirá o desejo dos que o temem; ouvirá o seu clamor, e os salvará.
20 O Senhor guarda a todos os que o amam; mas todos os ímpios serão destruídos.
21 A minha boca falará o louvor do Senhor, e toda a carne louvará o seu santo nome pelos séculos dos séculos e para sempre.
1 Een lofzang van David. Aleph. O mijn God, Gij Koning! ik zal U verhogen, en Uw Naam loven in eeuwigheid en altoos.
2 Beth. Te allen dage zal ik U loven, en Uw Naam prijzen in eeuwigheid en altoos.
3 Gimel. De HEERE is groot en zeer te prijzen, en Zijn grootheid is ondoorgrondelijk.
4 Daleth. Geslacht aan geslacht zal Uw werken roemen; en zij zullen Uw mogendheden verkondigen.
5 He. Ik zal uitspreken de heerlijkheid der eer Uwer majesteit, en Uw wonderlijke daden.
6 Vau. En zij zullen vermelden de kracht Uwer vreselijke daden; en Uw grootheid, die zal ik vertellen.
7 Zain. Zij zullen de gedachtenis der grootheid Uwer goedheid overvloediglijk uitstorten, en zij zullen Uw gerechtigheid met gejuich verkondigen.
8 Cheth. Genadig en barmhartig is de HEERE, lankmoedig en groot van goedertierenheid.
9 Teth. De HEERE is aan allen goed, en Zijn barmhartigheden zijn over al Zijn werken.
10 Jod. Al Uw werken, HEERE, zullen U loven, en Uw gunstgenoten zullen U zegenen.
11 Caph. Zij zullen de heerlijkheid Uws Koninkrijks vermelden, en Uw mogendheid zullen zij uitspreken.
12 Lamed. Om de mensenkinderen bekend te maken Zijn mogendheden, en de eer der heerlijkheid Zijns Koninkrijks.
13 Mem. Uw Koninkrijk is een Koninkrijk van alle eeuwen, en Uw heerschappij is in alle geslacht en geslacht.
14 Samech. De HEERE ondersteunt allen, die vallen, en Hij richt op alle gebogenen.
15 Ain. Aller ogen wachten op U; en Gij geeft hun hun spijs te zijner tijd.
16 Pe. Gij doet Uw hand open, en verzadigt al wat er leeft, naar Uw welbehagen.
17 Tsade. De HEERE is rechtvaardig in al Zijn wegen, en goedertieren in al Zijn werken.
18 Koph. De HEERE is nabij allen, die Hem aanroepen, allen, die Hem aanroepen in der waarheid.
19 Resch. Hij doet het welbehagen dergenen, die Hem vrezen, en Hij hoort hun geroep, en verlost hen.
20 Schin. De HEERE bewaart al degenen, die Hem liefhebben; maar Hij verdelgt alle goddelozen.
21 Thau. Mijn mond zal den prijs des HEEREN uitspreken, en alle vlees zal Zijn heiligen Naam loven in der eeuwigheid en altoos.