1 Senhor, não me repreendas na tua ira, nem me castigues no teu furor.

2 Tem misericórdia de mim, Senhor, porque sou fraco; sara-me, Senhor, porque os meus ossos estão perturbados.

3 Até a minha alma está perturbada; mas tu, Senhor, até quando?

4 Volta-te, Senhor, livra a minha alma; salva-me por tua benignidade.

5 Porque na morte não há lembrança de ti; no sepulcro quem te louvará?

6 Já estou cansado do meu gemido, toda a noite faço nadar a minha cama; molho o meu leito com as minhas lágrimas,

7 Já os meus olhos estão consumidos pela mágoa, e têm-se envelhecido por causa de todos os meus inimigos.

8 Apartai-vos de mim todos os que praticais a iniquidade; porque o Senhor já ouviu a voz do meu pranto.

9 O Senhor já ouviu a minha súplica; o Senhor aceitará a minha oração.

10 Envergonhem-se e perturbem-se todos os meus inimigos; tornem atrás e envergonhem-se num momento.

1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth, op de Scheminith.

2 O HEERE, straf mij niet in Uw toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid!

3 Wees mij genadig, HEERE, want ik ben verzwakt; genees mij, HEERE, want mijn beenderen zijn verschrikt.

4 Ja, mijn ziel is zeer verschrikt; en Gij, HEERE, hoe lange?

5 Keer weder, HEERE, red mijn ziel; verlos mij, om Uwer goedertierenheid wil.

6 Want in de dood is Uwer geen gedachtenis; wie zal U loven in het graf?

7 Ik ben moede van mijn zuchten; ik doe mijn bed den gansen nacht zwemmen; ik doornat mijn bedstede met mijn tranen.

8 Mijn oog is doorknaagd van verdriet, is veroud, vanwege al mijn tegenpartijders.

9 Wijkt van mij, al gij werkers der ongerechtigheid; want de HEERE heeft de stem mijns geweens gehoord.

10 De HEERE heeft mijn smeking gehoord; de HEERE zal mijn gebed aannemen. [ (Psalms 6:11) Al mijn vijanden zullen zeer beschaamd en verbaasd worden; zij zullen terugkeren, zij zullen in een ogenblik beschaamd worden. ]