1 Hear my cry, O God;
Attend unto my prayer.
2 From the end of the earth will I call unto thee, when my heart is overwhelmed:
Lead me to the rock that is higher than I.
3 For thou hast been a refuge for me,
A strong tower from the enemy.
4 I will dwell in thy tabernacle for ever:
I will take refuge in the covert of thy wings. [Selah
5 For thou, O God, hast heard my vows:
Thou hast given me the heritage of those that fear thy name.
6 Thou wilt prolong the king’s life;
His years shall be as many generations.
7 He shall abide before God for ever:
Oh prepare lovingkindness and truth, that they may preserve him.
8 So will I sing praise unto thy name for ever,
That I may daily perform my vows.
1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth.
2 O God! hoor mijn geschrei, merk op mijn gebed.
3 Van het einde des lands roep ik tot U als mijn hart overstelpt is; leid mij op een rotssteen, die mij te hoog zou zijn.
4 Want Gij zijt mij een Toevlucht geweest, een sterke Toren voor den vijand.
5 Ik zal in Uw hut verkeren in eeuwigheden; ik zal mijn toevlucht nemen in het verborgene Uwer vleugelen. Sela.
6 Want Gij, o God! hebt gehoord naar mijn geloften; Gij hebt mij gegeven de erfenis dergenen, die Uw Naam vrezen.
7 Gij zult dagen tot des konings dagen toedoen; zijn jaren zullen zijn als van geslacht tot geslacht;
8 Hij zal eeuwiglijk voor Gods aangezicht zitten; bereid goedertierenheid en waarheid, dat zij hem behoeden. [ (Psalms 61:9) Zo zal ik Uw Naam psalmzingen in eeuwigheid; opdat ik mijn geloften betale, dag bij dag. ]