2 En de ganse vergadering der kinderen Israels murmureerde tegen Mozes en tegen Aaron, in de woestijn.

3 En de kinderen Israels zeiden tot hen: Och, dat wij in Egypteland gestorven waren door de hand des HEEREN, toen wij bij de vleespotten zaten, toen wij tot verzadiging brood aten! Want gijlieden hebt ons uitgeleid in deze woestijn, om deze ganse gemeente door den honger te doden.

2 Visa Izraelio vaikų tauta murmėjo prieš Mozę ir Aaroną dykumoje.

3 Jie sakė: "Geriau mes būtume mirę nuo Viešpaties rankos Egipto šalyje, kai sėdėjome prie mėsos puodų ir valgėme duonos sočiai! Jūs mus atvedėte į šią dykumą, kad numarintumėte visus badu".