21 Zij zeiden tot Hem: Des keizers. Toen zeide Hij tot hen: Geeft dan den keizer, dat des keizers is, en Gode, dat Gods is.
21 Jie atsakė: "Ciesoriaus". Tuomet Jėzus jiems tarė: "Atiduokite tad, kas ciesoriaus, ciesoriui, o kas DievoDievui".
21 Zij zeiden tot Hem: Des keizers. Toen zeide Hij tot hen: Geeft dan den keizer, dat des keizers is, en Gode, dat Gods is.
21 Jie atsakė: "Ciesoriaus". Tuomet Jėzus jiems tarė: "Atiduokite tad, kas ciesoriaus, ciesoriui, o kas DievoDievui".