1 De HEERE regeert, Hij is met hoogheid bekleed; de HEERE is bekleed met sterkte, Hij heeft Zich omgord. Ook is de wereld bevestigd, zij zal niet wankelen.

2 Van toen af is Uw troon bevestigd, Gij zijt van eeuwigheid af.

3 De rivieren verheffen, o HEERE! de rivieren verheffen haar bruisen; de rivieren verheffen haar aanstoting.

4 Doch de HEERE in de hoogte is geweldiger dan het bruisen van grote wateren, dan de geweldige baren der zee.

5 Uw getuigenissen zijn zeer getrouw; de heiligheid is Uw huize sierlijk, HEERE! tot lange dagen.

1 Jeová reina, está vestido de majestade; Jeová está vestido, está cingido de força; O mundo também está estabelecido, de modo que não pode ser abalado.

2 Estabelecido está o teu trono desde a antigüidade: Tu és desde a eternidade.

3 As correntes levantaram, ó Jeová, As correntes levantaram a sua voz; As correntes levantam o seu fragor.

4 Mais que as vozes de muitas águas, Mais que as vagas poderosas do mar, Jeová é poderoso nas alturas.

5 Os teus testemunhos são fidelíssimos; A santidade convém à tua casa, Jeová, para todo o sempre.