16 En iemand van u tot hen zou zeggen: Gaat henen in vrede, wordt warm, en wordt verzadigd; en gijlieden zoudt hun niet geven de nooddruftigheden des lichaams, wat nuttigheid is dat?
16 e algum de vós lhes disser: Ide em paz, aquentai-vos e saciai-vos, e não lhes derdes o que é necessário para o corpo, que lhes aproveita?