5 Ce sera un agneau sans défaut, mâle, âgé d'un an; vous pourrez prendre un agneau ou un chevreau.
6 Vous le garderez jusqu'au quatorzième jour de ce mois; et toute l'assemblée d'Israël l'immolera entre les deux soirs.
7 On prendra de son sang, et on en mettra sur les deux poteaux et sur le linteau de la porte des maisons où on le mangera.
5 Gij zult een volkomen lam hebben, een manneken, een jaar oud; van de schapen of van de geitenbokken zult gij het nemen.
6 En gij zult het in bewaring hebben tot den veertienden dag dezer maand; en de ganse gemeente der vergadering van Israel zal het slachten tussen twee avonden.
7 En zij zullen van het bloed nemen, en strijken het aan beide zijposten, en aan den bovendorpel, aan de huizen, in welke zij het eten zullen.