13 and when they came in, they went up to the upper room, where were abiding both Peter, and James, and John, and Andrew, Philip, and Thomas, Bartholomew, and Matthew, James, of Alphaeus, and Simon the Zelotes, and Judas, of James;
13 En als zij ingekomen waren, gingen zij op in de opperzaal, waar zij bleven, namelijk Petrus en Jakobus, en Johannes en Andreas, Filippus en Thomas, Bartholomeus en Mattheus, Jakobus, de zoon van Alfeus, en Simon Zelotes, en Judas, de broeder van Jakobus.