1 A Song of the Ascents. O the happiness of every one fearing Jehovah, Who is walking in His ways.
2 The labour of thy hands thou surely eatest, Happy [art] thou, and good [is] to thee.
3 Thy wife [is] as a fruitful vine in the sides of thy house, Thy sons as olive plants around thy table.
4 Lo, surely thus is the man blessed who is fearing Jehovah.
5 Jehovah doth bless thee out of Zion, Look, then, on the good of Jerusalem, All the days of thy life,
6 And see the sons of thy sons! Peace on Israel!
1 Een lied Hammaaloth. Welgelukzalig is een iegelijk, die den HEERE vreest, die in Zijn wegen wandelt.
2 Want gij zult eten den arbeid uwer handen; welgelukzalig zult gij zijn, en het zal u welgaan.
3 Uw huisvrouw zal wezen als een vruchtbare wijnstok aan de zijden van uw huis; uw kinderen als olijfplanten rondom uw tafel.
4 Ziet, alzo zal zekerlijk die man gezegend worden, die den HEERE vreest.
5 De HEERE zal u zegenen uit Sion, en gij zult het goede van Jeruzalem aanschouwen al de dagen uws levens;
6 En gij zult uw kindskinderen zien. Vrede over Israel!