1 Jehovah hath reigned, peoples tremble, The Inhabitant of the cherubs, the earth shaketh.
2 Jehovah in Zion [is] great, And high He [is] over all the peoples.
3 They praise Thy name, `Great, and fearful, holy [it] is.`
4 And the strength of the king Hath loved judgment, Thou -- Thou hast established uprightness; Judgment and righteousness in Jacob, Thou -- Thou hast done.
5 Exalt ye Jehovah our God, And bow yourselves at His footstool, holy [is] He.
6 Moses and Aaron among His priests, And Samuel among those proclaiming His name. They are calling unto Jehovah, And He doth answer them.
7 In a pillar of cloud He speaketh unto them, They have kept His testimonies, And the statute He hath given to them.
8 O Jehovah, our God, Thou hast afflicted them, A God forgiving Thou hast been to them, And taking vengeance on their actions.
9 Exalt ye Jehovah our God, And bow yourselves at His holy hill, For holy [is] Jehovah our God!
1 De HEERE regeert, dat de volken beven; Hij zit tussen de cherubim; de aarde bewege zich.
2 De HEERE is groot in Sion, en Hij is hoog boven alle volken.
3 Dat zij Uw groten en vreselijken Naam loven, die heilig is;
4 En de sterkte des Konings, die het recht lief heeft. Gij hebt billijkheden bevestigd, Gij hebt recht en gerechtigheid gedaan in Jakob.
5 Verheft den HEERE, onzen God, en buigt u neder voor de voetbank Zijner voeten; Hij is heilig!
6 Mozes en Aaron waren onder Zijn priesters, en Samuel onder de aanroepers Zijns Naams; zij riepen tot den HEERE, en Hij verhoorde hen.
7 Hij sprak tot hen in een wolkkolom; zij hebben Zijn getuigenissen onderhouden, en de inzettingen, die Hij hun gegeven had.
8 O HEERE, onze God! Gij hebt hen verhoord, Gij zijt hun geweest een vergevend God, hoewel wraak doende over hun daden.
9 Verheft den HEERE, onzen God, en buigt u voor den berg Zijner heiligheid; want de HEERE, onze God, is heilig.